In het populieren bosje, de sloot en het grasveld
Dus niet direct in de tuin, maar wel zichtbaar vanuit de tuin 🙂
-
Fazant – Phasianus colchicus
Beschrijving
Veldkenmerken. 53-89 cm. Jachtvogel met kleine kop en zeer lange staart (maar lengte variabel). Mannetje met metaalgroene kop, nek en pluim achter oog, koperkleurige, weerschijnende onderdelen en roestbruine staart; halvemaanvormige tekening op borsten flanken, en zwarte bandering op staart; meestal met witte nekring. Vleugels bleker dan lichaam; middenbuik en anaalstreek zwart. Mannetje met naakt, rode huid rond oog en rode lel onder oog. Verenkleed variabel doordat verschillende rassen zijn ingevoerd en onderling zijn vermengd. Vrouwtje bleekbruin met zwarte tekening op bovendelen en flanken; dubbele, zwarte en roodbruine strepen op staart. Juveniel als vrouwtje maar valer en met kortere staart.
Geluid. Mannetje produceert een luid, scherp, tweelettergrepig gekraai ’korrk-korrk’.
Voorkomen. Ingevoerd in Europa; aantallen variëren als gevolg van jachtdruk en hernieuwde introducties.
Habitat. In allerlei biotopen, zoals beboste valleien, dicht struikgewas, akkers,parklandschap, bossen, moerassen.
Voedsel. Omnivoor, eet graan, zaden, bessen, groene loten, wortels, insecten, slakken. Fourageert door met poten en snavel te graven.Gezien in de jaren:
2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017, 2020, 2021
Eigenlijk meer gehoord als gezien, maar een enkele keer zien we die ook wel -
Wilde eend – Anas platyrhynchos
Beschrijving
Veldkenmerken. 50-65 cm. Mannetje met glanzend donkergroene kop, smalle wittehalsband, paarsbruine borst, grijs gespikkeld lichaam, middenrug donkerbruin, boven- en onderstaartdekveren zwart, rest van staart wit met twee middelste, zwarte, omhoog gebogen staartveren. Snavel groengeel. Vrouwtje bruin gevlekt met zwarte strepen en vlekken; snavel bleek oranje tot geelbruin. Beide sexen met brede blauwe of paarsespiegel, aan voor- en achterkant met zwart en wit begrensd, poten oranje.
Geluid. Vrouwtje een luid gekwaak; mannetje een veel zachter, hoog ’kwek’ of ’rèhb’.
Voorkomen. Aangepast aan vele soorten biotopen en tolerant ten aanzien van menselijke aanwezigheid of verstoring; meestal op rustig, ondiep water.
Voedsel. Neemt veel soorten voedsel en op verschillende manieren. Omnivoor en opportunistisch, veelal in groepen. Vroeg in het jaar zaden en groene plantedelen, ’s zomers meer dierlijk voedsel; in herfst en winter planten en zaden.Gezien in de jaren:
2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017, 2018, 2019, 2020, 2021, 2022
Altijd in het voorjaar een paartje dat onze tuin bezoekt -
Torenvalk – Falco tinnunculus
Beschrijving
Veldkenmerken. 32-35 cm, spanwijdte 65-80 cm. Vrij kleine valk met lange puntigevleugels, lange staart; ’bidt’ veelvuldig. Mannetje met zwart gevlekte kastanjebruine bovendelen en isabelkleurige onderdelen met donkere strepen. Kop, stuit en staart grijs; staart met brede zwarte subterminale band en smalle witte punt. Vrouwtje met roodbruine, zwarte gestreepte bovendelen. Slagpennen donker en staart met dwarsstrepen over gehele lengte; onderdelen donkerder en gestreepter dan bij mannetje, met meer streping op ondervleugel. Zit in bomen, op palen, gebouwen, rotsen etc.; zoekt de grond af naar prooi tijdens ’bidvlucht’.
Geluid. Gewone roep nabij nest een schel en hoog ’ki-ki-ki-ki’.
Voorkomen. Algemene standvogel en zomergast.
Habitat. Bewoont een veelheid aan habitats: steden met genoeg open ruimte, cultuurgebied met verspreide bomen, woeste gronden, heidevelden, graslanden, bermen langs snelwegen, etcetera.
Voedsel. Jaagt tijdens kenmerkende, stationaire ’bidvlucht’, speurend naar bodemdieren. Vangt voornamelijk kleine zoogdieren (vooral veldmuizen) en, in mindere mate, vogels.Gezien in de jaren:
2002, 2003, 2010, 2012
-
Vlaamse gaai – Garrulus glandarius
Beschrijving
Veldkenmerken. 34 cm. Onmiskenbaar. Verenkleed voornamelijk licht kaneelkleurig-roodbruin, met oprichtbare zwart en wit gestreepte kruinveren, zwarte mondstreep, blauw en zwart gebandeerde vleugeldekveren, witte keel, witte vlek op geslotenvleugels, en witte stuit en anaalstreek scherp contrasterend met donkere staart. Vliegt ’moeizaam’, springt vaak van tak tot tak.
Geluid. Indien opgeschrikt, een luid en schor ’skraaawk’; verder verschillende klikkende, miauwende en klokkende geluiden.
Voorkomen.Algemene standvogel in geheel Europa behalve nabij de Poolcirkel. Noordelijke vogels trekken ’s winters zuidwaarts.
Habitat. Meer boombewoner dan andere kraaien, altijd in de nabijheid van bomen, ’s winters vooral eiken. Nestelt laag in bomen of in hoge onderbegroeiing. Waakzame vogel, die echter tegenwoordig ook in steden voorkomt.
Voedsel. Voornamelijk allerlei soorten vruchten (vooral eikels); ook ongewervelde dieren en kleine zoogdieren. Een gerenommeerd nestrover.Gezien in de jaren:
2003, 2004, 2005, 2020 (aan pindanet), 2021
-
Waterhoen – Gallinula chloropus
Beschrijving
Veldkenmerken. 32-35 cm. Een zwartachtige watervogel die van Meerkoet verschilt door kleiner formaat, rode bles, rode snavel met gele punt en witte strepen langs bovenflank. Heeft opvallende witte – in het midden door zwart gescheiden –onderstaartdekveren die getoond worden door voortdurend met de staart te wippen. Poten helder geelgroen. Beweegt tijdens zwemmen de kop van achter naar voren. Stijgt moeizaam en met een aanloop van water op. Juveniel bruiner dan adult, met witte kinen keel en groenbruine snavel en bles.
Geluid. Normale roep een scherp, kraaiend ’kurrk’ en ’kittik’.
Voorkomen. Zeer algemene standvogel en zomergast.
Habitat. Bewoont vele soorten zoetwater, zoals meren en rivieren met oeverdekking, kanalen, sloten, stadsparken en moerassen; zoekt ook voedsel op grasland maar steeds in nabijheid van water of dekking.
Voedsel. Fourageert zwemmend, lopend over drijvende waterplanten of op weilanden, gazonnen, etc. Eet zowel plantaardig als dierlijk voedsel.Gezien in de jaren:
2007, 2015, 2016, 2017, 2018, 2019, 2020, 2021, 2022, 2023, 2024
-
Nijlgans – Alopochen aegyptiaca
Beschrijving
Veldkenmerken. 63-73 cm. Groter dan Bergeend, met langere roze poten en zware, roze snavel. Bovendelen grijsbruin tot rossigbruin, onderdelen beigegrijs met kastanjekleurige vlek op buik. Kop bleekgrijs met kastanjekleurig masker. Stuit, staarten grote slagpennen zwart. Heeft in de vlucht groot wit voorvleugelveld, als Casarca.
Geluid. Lawaaiig, luide kwakende en grauwende geluiden, vooral in de vlucht. Sist bij verstoring.
Voorkomen. Oorspronkelijk uit tropisch Afrika (heeft in West-Palearctisch gebied in Egypte gebroed). Ingevoerd in Engeland in de 18e eeuw en in Nederland rond 1975. Verwilderde populaties steeds algemener.
Habitat. Geïntroduceerde vogels in parken, weilanden nabij vijvers, rivieren en meren. Slechts zelden aan zee. Broedt in holen in bomen of in de grond.
Voedsel. Voornamelijk plantaardig, zoals gras, bladeren en gecultiveerde gewassen. Graast in paren, familiegroepen of in grote troepen (in de winter).Gezien in de jaren:
2011, 2020, 2021
-
Knobbelzwaan – Cygnus olor
Beschrijving
Veldkenmerken. 145-160 cm. Verschilt van Kleine en Wilde Zwaan door oranje snavel met opvallende zwarte knobbel aan basis en aan sierlijke S-vormige nek. Poten zwart. Juvenielen ongelijkmatige vlekkerige bruine bovendelen, wittige onderdelen en grijzige snavel en poten.
Geluid. Zwijgzaam, maakt maar sissende geluiden als nest of jongen benaderd worden. Vleugelslagen maken luid fluitend geluid, dat kan worden weergegeven als hoog ’vao vao vao’.
Voorkomen. In veel landen geïntroduceerd. Standvogel, maar in sommige gebieden gedeeltelijk trekvogel en vormt dan elders groepen.
Habitat. In vele soorten open zoet, niet te diep water. Heeft graag weilanden in nabijheid om te grazen.
Voedsel. Voornamelijk waterplanten die van oppervlakte of onder water worden weggegraasd. Graast ook op weilanden.Gezien in de jaren:
2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017, 2018, 2019, 2020, 2021
Niet in de tuin maar in sloot aan voorkant huis -
Meerkoet – Fulica atra
Veldkenmerken. 38 cm. Een geheel zwarte, ronde watervogel met glanzende zwarte kop en nek en witte bles en snavel. In vlucht is smalle, witte achterrand aan binnenvleugel zichtbaar. Poten groen met grote gelobde tenen. Juveniel bruingrijs met bleekgrijze kop, keel, voorkant van nek, borst en buik. Vliegt half rennend, half vliegend van water op. Duikt waterplanten op en neemt kenmerkend sprongetje alvorens te duiken.
Geluid. Gewone roep een kort en luid ’kowk’ of ’kewk’. Verschillende tweelettergrepige geluiden zoals ’kt-koewk’ en een explosief ’pfwit’.
Voorkomen. Zeer algemene standvogel en zomergast.
Habitat. Broedt langs meren, plassen, langzaam stromende rivieren, parkvijvers etc. Buiten broedseizoen in groepen op grotere meren, riviermondingen en andere brakke wateren.
Voedsel. Verzamelt op uiteenlopende manieren groene delen en zaden van waterplanten, schelpdieren, insecten en hun larven.
Gezien in de jaren:
2021, 2022
Wat over komt vliegen:
- Aalscholver – regelmatig
- Buizerd – een enkele keer
- Kokmeeuw – regelmatig
- Visdief – regelmatig zomers
- Zilvermeeuw – regelmatig
- (Post)Duif – regelmatig
- Mantelmeeuw – regelmatig
- Grauwe gans – regelmatig gedurende de trek
- Halsband parkiet – regelmatig sinds 2014